Het volkshuisvestingsprogramma als kerninstrument in de Wvrv?
Kerninstrument in de Wet versterking regie volkshuisvesting is het volkshuisvestingsprogramma. Dit programma vervangt de woonvisie en krijgt een plek in de beleidscyclus van de Omgevingswet. Elke gemeente stelt een omgevingsvisie op. De gemeenteraad stelt die visie vast. Vervolgens werkt de gemeente deze visie verplicht uit in het volkshuisvestingsprogramma. Het college van B&W stelt het volkshuisvestingsprogramma vast. Deze verplichting geldt volgens het wetsvoorstel vanaf 2026.
Niet alleen de gemeente maakt een volkshuisvestingsprogramma. Ook de provincie en het Rijk maken een dergelijk programma, gebaseerd op de nationale (NOVI) of provinciale omgevingsvisie.
Doel van het volkshuisvestingsprogramma
Eenduidige uitwerking van het volkshuisvestingsbeleid is cruciaal voor snelle uitvoering van het beleid. Het Rijk stelt vast dat verschillen in beleid tussen overheden verlamt (horizontaal tussen gemeenten en verticaal tussen gemeente, provincie en Rijk). Eenduidig overheidsbeleid moet corporaties en ontwikkelaars zekerheid bieden. Gemeenten zijn primair zelf verantwoordelijk voor onderlinge afstemming. De provincie ziet hierop toe, waar belangen botsen of gemeentegrensoverstijgend zijn.
Het volkshuisvestingsprogramma beoogt ook een domeinoverstijgende aanpak. Het gaat zeker niet alleen over bouwen. In het volkshuisvestingsprogramma wordt juist de verbinding met zorg en ondersteuning, en daarmee de Wet maatschappelijke ondersteuning, nadrukkelijk gevraagd. Dit geldt ook voor de leefbaarheid, met de focus op de fysieke inrichting van de wijk.
Instructies volgen
De wet geeft enkele hoofdlijnen; veel moet nog vorm krijgen. Zo is het Rijk voornemens om via een algemene maatregel van bestuur instructieregels te geven aan gemeenten. Dat gebeurt via het Besluit kwaliteit leefomgeving. Dit besluit is er nu nog niet. Ook de provincie heeft de mogelijkheid van instructieregels. Volgens de memorie van toelichting krijgen provincies opdracht hier terughoudend mee om te gaan. De praktijk is in een aantal provincies nu anders. Instructies op detailniveau zijn niet uitgesloten. De komende tijd moet blijken welke instructies Rijk en provincies mee gaan geven.
Het begint met onderzoek
Het volkshuisvestingsprogramma begint met onderzoek naar de actuele woonbehoefte, inclusief de woongerelateerde zorg- en ondersteuningsbehoefte van aandachtsgroepen en ouderen. Zorgkantoren dragen hieraan bij door verplichte informatieverstrekking.
Daarnaast moeten gemeenten zich houden aan instructieregels, en is afstemming met omliggende gemeenten een eis. Die afstemming gaat in elk geval over de verdeling van sociale huur, middenhuur en huisvesting van aandachtsgroepen.
Inhoud volkshuisvestingsprogramma gericht op aantallen en betaalbaar
Het volkshuisvestingsprogramma kent verschillende delen. Het gaat om traditionele bouwgerelateerde onderwerpen als woningbouw en programmering als bijdrage aan de landelijke bouwopgave. Ook moet het programma voorzien in voldoende bouwmogelijkheden en inzet van flexwonen. Ook voldoende betaalbare woningbouw is onderdeel van het programma: twee derde deel betaalbaar (sociale huur, middenhuur en koop tot € 355.000). In gemeenten met weinig sociale huur moet 30% als sociale huur gebouwd worden, in gemeenten met veel sociale huur 40% als middenhuur en betaalbare koop. Een beperkte aanpassing is mogelijk, als deze verhouding voor een gemeente aantoonbaar onlogisch is.
Woonzorgvisie is deel van het volkshuisvestingsprogramma
Het begrip woonzorgvisie komt niet meer terug in de toelichting bij de wet, net zomin als de woonvisie. De gedachte van de woonzorgvisie komt wel heel prominent naar voren. Zo moeten gemeenten met hun volkshuisvestingsprogramma inspelen op de woonbehoefte van aandachtsgroepen; mantelzorgontvangers- en verleners, mensen met een lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperking of psychisch kwetsbaren, uitstromers uit instellingen, maatschappelijke opvang en de jeugdhulp, ex-gedetineerden, dreigend dak- en thuislozen, stoppende sekswerkers, statushouders, ouderen, arbeidsmigranten, studenten en woonwagenbewoners. Deze groep definieert de minister nog in de op te stellen Omgevingsregeling. Regionale afstemming is ook hier een vereiste.
Het volkshuisvestingsprogramma moet ook een verbinding maken met zorg en ondersteuning, door randvoorwaarden voor goed wonen met zorg en ondersteuning. De gemeente moet in aansluiting hierop in het Wmo-beleidsplan aandacht besteden aan inkoop van zorg en maatschappelijke ondersteuning.
Tot slot moet het programma gaan over voldoende levensloopgeschikte woningen met mogelijkheid van zorg thuis. De definities hiervan zijn nog open.
Leefbaarheid en duurzaamheid
Het wetsvoorstel leest als een ‘oh ja’. Het volkshuisvestingsprogramma moet ook ingaan op fysieke en sociale leefbaarheid in de kwetsbaarste gebieden. Samenwerking met alle partners in de wijk is hierbij randvoorwaardelijk. En de minister wil in het volkshuisvestingprogramma noodzakelijke maatregelen voor verduurzaming verankeren.
Benieuwd naar uw reactie
De wet is nu voor consultatie aangeboden. Op 30 maart 2023 moeten de reacties binnen zijn. U kunt op het wetsvoorstel reageren via deze link. Met enkele opdrachtgevers denken we na over de betekenis van deze wet. Wij zijn heel benieuwd naar uw reactie. Wilt u met ons sparren? Neem dan contact op met Martin Bleijenburg of Bram Klouwen.
Dit is het tweede artikel in een reeks over de Wet versterking regie volkshuisvesting. Lees ook:
- het eerste deel over de doelen van het wetsvoorstel
- het derde deel over de urgentieverordening
- het vierde deel over prestatieafspraken
2 maart 2023